dinsdag 25 december 2012
donderdag 13 december 2012
Sneeuwstorm in Singapore
‘Mama,’ zegt Tijm.
‘Ja, wat is er?’ kijk ik op.
‘Ik vind kerstmis in Singapore helemaal niet leuk,’ zucht hij.
‘Niet leuk? Hoezo?’
‘Nou,’ zegt hij met een frons. ‘Er is geen sneeuw in Singapore met kerst.’
Ik begin uit te leggen dat er in Nederland en Engeland toch ook niet altijd sneeuw is met kerst, dat het soms gewoon regent, net als hier, en dat het vooral gaat om de gezelligheid, samenzijn, vrede op aarde en meer van dat moois. Dan realiseer ik me dat in zijn korte leven bijna alle kerstmissen wit zijn geweest, vol sneeuwpoppen en sleeën en rode neuzen. Hij is niet anders gewend. Ik wel, als kind in de tropen en de woestijn. Wij hadden de slappen naalden van de casuarina boom als kerstboom. Die priknaalden van de spar bij opa en oma vond ik raar. Kerst hoort te zijn, zoals kerst hoort te zijn. En dat is mét sneeuw voor mijn zoon.
Gelukkig is Singapore Singapore, en kun je hier alles krijgen. Zelfs sneeuw. Om half acht ‘s avonds, bij het winkelcentrum, zegt het aanplakbiljet. Vol spanning gaan we op weg. Rondom een hoge kerstboom met veel lichtjes hebben zich al flink wat mensen verzameld. Singaporesen en expats zoals wij, die met nostalgische blik kijken naar de kerstboom tussen de palmen. Rondom staan machines opgesteld, beplakt met glinsterende sneeuwvlokken. Met andere ouders bespreken we wat gaat komen. Zou het daadwerkelijk sneeuw zijn? Net zulke machines staan immers ook langs skipistes, om lege plekken aan te vullen met echte sneeuw. Maar dan is de luchttemperatuur rond het vriespunt. Hier dertig graden hoger. De sneeuw zou smelten zo gauw hij de machine verlaat. We wachten af, luisterend naar vrolijke kerstliedjes. Steeds meer kinderen verzamelen zich voor de mysterieuze machines.
Opeens beginnen de machines te ronken. Ze braken schuim uit, dikke lagen schuim. De kinderen kijken verbaasd toe. Dan snappen ze het, en duiken erin. Tussen bergen bubbels zijn we al snel Tijm en Linde kwijt. Hoofdjes met haren in alle kleuren rennen rond en hebben sneeuwpret in dunne shirtjes en korte broeken. Er wordt gegooid, gegleden, gesmeerd en papa ingezeept. Letterlijk. Ietsje later, als de lawine schuim op de vloer begint te zakken gaan meer machines ronken, deze keer omhoog gericht. Tegen de donkere tropenlucht spuiten dikke, witte vlokken omhoog. In draaiende vlagen dwarrelen de ze rond en dalen neer op de kerstboom, onze hoofden, tassen, camera’s en de palmbomen. Iedereen juicht. Kinderen worden hoog opgelicht in de wervelende massa schuim. Er wordt gesprongen en gedanst.
We hebben geen droge kleren bij ons en rillen nat terug in de kille airconditioning van de bus.
‘Zie je wel dat er ook sneeuw is in Singapore?’ zeg ik tegen Tijm.
Hij grijnst. ‘Het was geen echte sneeuw, hè mama?’
‘Nee,’ knik ik.
‘Het was schuimsneeuw,’ giebelt Tijm, ‘in Singapore hebben ze schuimsneeuw.’
‘Maar schuimsneeuw is ook leuk, toch?’
Ja, juichen Tijm en Linde in koor.
‘Mama,’ vraagt Tijm weer.
‘Ja?’
‘Wanneer gaan we een kerstboom kopen?’
‘Zaterdag,’ beloof ik. ‘Een echte. Mét priknaalden.’
Een ongelofelijk verhaal? Kijk op mijn facebookpagina voor de foto's!
‘Ja, wat is er?’ kijk ik op.
‘Ik vind kerstmis in Singapore helemaal niet leuk,’ zucht hij.
‘Niet leuk? Hoezo?’
‘Nou,’ zegt hij met een frons. ‘Er is geen sneeuw in Singapore met kerst.’
Ik begin uit te leggen dat er in Nederland en Engeland toch ook niet altijd sneeuw is met kerst, dat het soms gewoon regent, net als hier, en dat het vooral gaat om de gezelligheid, samenzijn, vrede op aarde en meer van dat moois. Dan realiseer ik me dat in zijn korte leven bijna alle kerstmissen wit zijn geweest, vol sneeuwpoppen en sleeën en rode neuzen. Hij is niet anders gewend. Ik wel, als kind in de tropen en de woestijn. Wij hadden de slappen naalden van de casuarina boom als kerstboom. Die priknaalden van de spar bij opa en oma vond ik raar. Kerst hoort te zijn, zoals kerst hoort te zijn. En dat is mét sneeuw voor mijn zoon.
Gelukkig is Singapore Singapore, en kun je hier alles krijgen. Zelfs sneeuw. Om half acht ‘s avonds, bij het winkelcentrum, zegt het aanplakbiljet. Vol spanning gaan we op weg. Rondom een hoge kerstboom met veel lichtjes hebben zich al flink wat mensen verzameld. Singaporesen en expats zoals wij, die met nostalgische blik kijken naar de kerstboom tussen de palmen. Rondom staan machines opgesteld, beplakt met glinsterende sneeuwvlokken. Met andere ouders bespreken we wat gaat komen. Zou het daadwerkelijk sneeuw zijn? Net zulke machines staan immers ook langs skipistes, om lege plekken aan te vullen met echte sneeuw. Maar dan is de luchttemperatuur rond het vriespunt. Hier dertig graden hoger. De sneeuw zou smelten zo gauw hij de machine verlaat. We wachten af, luisterend naar vrolijke kerstliedjes. Steeds meer kinderen verzamelen zich voor de mysterieuze machines.
Opeens beginnen de machines te ronken. Ze braken schuim uit, dikke lagen schuim. De kinderen kijken verbaasd toe. Dan snappen ze het, en duiken erin. Tussen bergen bubbels zijn we al snel Tijm en Linde kwijt. Hoofdjes met haren in alle kleuren rennen rond en hebben sneeuwpret in dunne shirtjes en korte broeken. Er wordt gegooid, gegleden, gesmeerd en papa ingezeept. Letterlijk. Ietsje later, als de lawine schuim op de vloer begint te zakken gaan meer machines ronken, deze keer omhoog gericht. Tegen de donkere tropenlucht spuiten dikke, witte vlokken omhoog. In draaiende vlagen dwarrelen de ze rond en dalen neer op de kerstboom, onze hoofden, tassen, camera’s en de palmbomen. Iedereen juicht. Kinderen worden hoog opgelicht in de wervelende massa schuim. Er wordt gesprongen en gedanst.
We hebben geen droge kleren bij ons en rillen nat terug in de kille airconditioning van de bus.
‘Zie je wel dat er ook sneeuw is in Singapore?’ zeg ik tegen Tijm.
Hij grijnst. ‘Het was geen echte sneeuw, hè mama?’
‘Nee,’ knik ik.
‘Het was schuimsneeuw,’ giebelt Tijm, ‘in Singapore hebben ze schuimsneeuw.’
‘Maar schuimsneeuw is ook leuk, toch?’
Ja, juichen Tijm en Linde in koor.
‘Mama,’ vraagt Tijm weer.
‘Ja?’
‘Wanneer gaan we een kerstboom kopen?’
‘Zaterdag,’ beloof ik. ‘Een echte. Mét priknaalden.’
Een ongelofelijk verhaal? Kijk op mijn facebookpagina voor de foto's!
dinsdag 4 december 2012
Vrij verdwalen
Drie maanden Singapore doorkruisen met
taxichauffeurs die de weg weinig beter kenden dat ik had me er al een beetje,
maar bij lange na niet voldoende, op voorbereid: de weg vinden en berijden in
Singapore. Zelfs de tomtom heeft moeite met het ondoorgrondelijke wegennet van
Singapore.
Iemand aan de overkant van onze straat is zo
ver weg als iemand kilometers verderop, want de weg waar wij aan wonen is
breder dan de meeste snelwegen. Acht, tien of op zijn wijdst zelfs twaalf banen
breed. Rijd ik het hek van ons complex uit, dan moet ik naar links. Is mijn
bestemming echter rechtdoor of rechtsaf, ook dan moet ik naar links, dan snel
weer links, slingerend door een woonwijk linksaanhoudend, invoegend op een
andere drukke, brede weg tot ik vijf minuten later weer thuis ben, maar dan
langs de zijkant aan kom rijden en de weg rechtdoor of rechtsaf kan nemen. Wil
ik deze omweg niet nemen dan zal ik linksaf en rechtdoor moeten gaan, om
illegaal bij de markt, of legaal bij het volgende kruispunt een kilometer
verderop, een Singaporese U-bocht te maken.
Deze U-bocht is fundamenteel voor rijden in Singapore.
Maar al te vaak rijd je je doel aan de rechterkant van de weg voorbij en moet je
mopperend doorrijden, hopend dat er zich snel een mogelijkheid aanbiedt om te
draaien. Een legale liefst. Heel naïef dacht ik dat, net als in Europa, draaien
mag zolang er niet aangegeven staat dat het niet mag. Niet waar. Het mag
alleen, bleek, als er aangegeven staat dat het wél mag. Dat verklaarde meteen het boos kijkende meisje, dat laatst mijn
twijfelende wachten, schuin over de weg bij een stoplicht, bozig vastlegde op
haar smartphone. Singaporeans houden zich graag aan regels. En houden niet van
buitenlanders, die dat niet doen.
Heb je eenmaal het principe van rijrichting en
U-bocht begrepen dan moet je de volgende, essentiële vaardigheid leren beheersen: het voorsorteren. In de
drukke chaos van krioelende taxi’s, bussen en auto’s wordt op het laatste
moment van baan verwisselen niet in dank, maar in getoeter afgenomen. Ver voor de
kruising moet je bedenken welke baan de beste kans geeft op aanbelanden op de
juiste weg. Hierbij moet je niet één, maar een paar
afslagen vooruit denken. Een gemiste afslag levert kilometers omweg op. Ondanks
duidelijke borden en pijlen op het wegdek ga ik regelmatig, in blinde paniek,
op een kruising in de fout. Er kan nog meer fout. Terug naar huis moet ik niet
in de tunnel onder het viaduct belanden. Deze komt precies bij ons hek weer
boven. Een bocht, die je net niet haalt, zodat je de eerder omschreven
kilometers omweg opnieuw moet maken.
Tijdens het rijden breekt koud zweet me
regelmatig uit. Ik heb talloze verkeersregels overtreden, de meesten mij
onbekend. Ik heb al een parkeerbon op mijn naam en een kras op mijn bumper.
Naar school rijden gaat tien minuten sneller dan weer naar huis. Ik verdwaal
met de regelmaat van de klok. Ik vervloek bewegingloze files. Maar ik geniet.
Van rijden, dwalen, door deze geweldige stad. Elke keer dat ik mijn weg
kwijtraak leer ik er nieuwe kennen. Met of zonder gillende kinderen veilig
vastgesnoerd in hun stoelen. Rijden in Singapore? Een fantastisch avontuur!
maandag 19 november 2012
Hij kom, hij komt… ook hier
Op de kade, in de brandende zon, heeft zich
een kleurige mensenmassa verzameld. Ook wij wurmen ons ertussen, naar een mooi
plekje vooraan. Gelukkig vinden we er een, bij het water, achter het hek. We kijken
uit over de jachthaven. Het knalblauwe water en de witte schepen, achter de
pier wiegen wat palmbomen. Een heel gewoon tropisch tafereel. Op de pier gaat
het er anders aan toe. Over een verhoging bij de jachthaven rent een meneer met een paarsblauwe hoed in de vorm van een boot. Hij roept, gilt,
zingt. Hij zweet. Ook de zingende mensenmassa wist zich het voorhoofd af. Wat
is het heet. De kinderen, in bonte mutsen en rode mantels, lijken weinig last
te hebben. Ongeduldig rennen ze rond.
We wachten. We turen het water af, of kijken
naar de druk pratende meneer. Een kindje is zijn ouders kwijt. De boot is vast
de weg kwijt. Dan schalt er muziek door de haven. We zingen, we springen, we zijn zo blij.
Ongeduldig rekken we onze halzen. We zingen over donkere nachten en lelijk
weer, en we denken aan hagel en wind, aan rijp op het gras en die zwarte, koude
ochtenden waar je in het donker naar school fietst. Intussen hamert de zon op
onze hoofden en gutst het zweet in dikke stralen over onze ruggen.
Dan zien we, van om de hoek, een boeggolf de
haven in rimpelen. We strekken onze nekken verder en jawel: hij komt! Op het
dak van de boot dansen kleurige zwarte pieten, in warm fluweel, het zwart
stroomt langs hun oren. Handen strooigoed scheren over het water. De
goedheiligman en zijn knechten klimmen de kade op en de pepernoten vliegen rond.
Grijnzend laat Tijm me de gevangen schat zien, vanonder zijn rode mijter. Linde,
met gestreepte muts, heeft haar mond zo vol dat praten teveel is. Glunderend
rennen ze rond, rapend en joelend. Zo’n intocht kenden ze alleen van tv. We
verhuisden van Engeland naar de tropen en opeens zijn we terug in Nederland. Raar,
maar ook weer niet. Ik geniet, want deze hete, bezwete intocht is voor mij
precies zoals het hoort. In Maleisië, in Oman, ook waar ik vroeger woonde voer de goedheiligman langs, altijd koel en
waardig in de hete zon. Net als hier, in Singapore’s Keppel Bay. En dan door,
in vliegende vaart, want over acht uur moet hij in Roermond zijn. Gelukkig maar, dat zijn boot een speedboot
is.
Een uurtje later, met vierhonderdvijftig
kinderen in de airconditioned zalen van de Hollandse Club hebben we de tropen
helemaal afgeschud. Het is, zoals het altijd, overal, is geweest. We wachten,
weer, want de oude baas is onveranderlijk te laat. Hij was, per abuis,
aanbeland bij de Japanse Club om de hoek. En genoot zo van de sushi aldaar, dat
hij bleef lunchen. Er wordt gezongen, gestrooid en er zijn kadootjes.
Die avond lopen, Tijm, Linde en Jasmijn
zorgelijk rond met hun schoenen. We hebben geen schoorsteen. De airco, stel ik
voor, maar nee, die hangt aan het plafond. Ze kiezen voor de balkondeuren,
geopend op een kier. De wortel en de sla liggen klaar in crocs en slippers. En
we wachten weer af…
vrijdag 9 november 2012
Rustig vaarwater
Het water kabbelt lustig, het zonnetje
schijnt. In een klein bootje tuffen we over het zeegat van Mandurah. Tijm, Linde
en Jasmijn zijn om de beurt kapitein, sturend op schoot bij papa. De scheepsmaten
zitten braaf op het bankje voorin.
De lucht is blauw, op een paar schapenwolkjes
na, en het water voor ons leeg. ‘Wat een rust,’ verzucht ik, en strek mijn
benen in de Australische lentezon. Dit is pas vakantie. Ik geniet van de
stilte, tot een schel kwetterende meeuw rond ons bootje zweeft. Ik frons hem
toe, en hij scheert krijsend weg.
Niet veel later begint het.
‘Mama,
ik heb honger.’
Ik zucht. Kunnen ze nou geen vijf minuten
zonder eten? Gewoon genieten van de frisse buitenlucht?
‘Nee, nu even niet. We hebben net gegeten.’
Jasmijn rommelt door de tas.
‘Afblijven!’ snauw ik.
Ik spreek mezelf toe. Rustig blijven.
Genieten. Niet escaleren. Jij bent de volwassene. Ik adem diep in. De zilte
zeelucht doet zijn kalmerende werk.
‘Kijk,’ wijs ik, ‘een pelikaan.’
Het werkt. Vijf hele minuten wordt er gestaard
naar de grote witte vogel met zijn lompe snavel. Dan vlieg hij weg. Majestueus
zeilt hij over de luifel van ons bootje.
Twee seconden later begint het weer: ‘Mahama.’
‘Ja?’
‘We hebben honger.’
Ik heb er geen zin in. Ik ben ook op vakantie.
Ik diep wat mandarijnen uit de tas en deel uit. Zes mandarijnen verder is de
trek niet gestild.
Jasmijn heeft de tas weer te pakken. Haar graaiende
vingers halen alles overhoop. Beet! Triomfantelijk steekt ze een gele zak
omhoog.
Tijm laat zijn kapiteinsplek bij papa in de
steek en holt naar achter. Ook Linde komt aangesneld.
‘Bananensnoepjes!’ juichen ze.
Weer geef ik toe. Ik heb nog steeds vakantie.
Met volle monden en handen stuur ik ze weg.
‘Genoeg, ga maar weer spelen. Varen. Kapiteintje spelen. Whatever.’
Maar steeds komen ze terug. ‘Bananensnoepjes,
mama. Ik wil snoepjes. Ik wil. Ik wil. Mahama.’
Jasmijn, die nog niet kan praten, steekt haar
hand weer in de tas.
‘Nee,’ zeg ik streng. ‘Genoeg. We zitten lekker
op een boot. Op een prachtige lagoon. Ga eens rondkijken. Kom. Wie ziet er een
dolfijn?’
Maar het azuurblauwe water is strak en leeg.
‘Bananensnoepjes,’ roepen ze, ‘nee!’ roep ik
terug, en ze zetten het op een krijsen.
Ik vloek, binnen en buitensmonds. ‘Jullie zijn
werkelijk, waar, on-ge-lof-e-lijk. We nemen jullie nog eens mee in een bootje,
stelletje verwende snotapen. Je zit in een bootje, in Australië, op een
prachtige lagoon. En het enige wat jullie kunnen doen is zeuren en zaniken om
bananensnoepjes. De volgende keer blijven jullie gewoon thuis. Dan sluiten we
jullie op in jullie kamer, met een zak bananensnoepjes. Dat vinden jullie
leuker dan varen blijkbaar. Gaan papa en ik lekker samen in de boot.’
Het gekrijs zwelt verder aan, en het idee wordt
steeds aantrekkelijker, lijkt steeds uitvoerbaarder. Ik knijp de zak in mijn
hand stevig dicht, en overweeg het ding overboord te gooien. Op is op en weg is
weg. Maar zolang het snoep in deze boot is zullen we geen rust hebben.
Kinderen, werkelijk waar. Doe mij maar het kalmerende
geluid van schetterende zeemeeuwen.
woensdag 31 oktober 2012
Overstag
Ik vond het wel
een mooie gedachte, autoloos zijn. Stoer. Goed voor het milieu. En de
portemonnee, want op dit overbevolkte eiland worden de wegen leeg, tenminste
iets leger, gehouden door auto’s duur te maken. Heel duur.
We namen ons dus voor
het zonder te doen. De kinderen worden door de schoolbus opgehaald en weer
thuisgebracht. Ook het openbaar vervoer is uitstekend in Singapore. We wonen
tussen verschillende bushaltes, en op minder dan vijfhonderd meter van twee
metrostations. En voor waar geen bus of metro komt is er de taxi, die juist wel
heel betaalbaar is. Drie of vier flinke ritten per dag zijn nog altijd
goedkoper dan een eigen auto.
Een bus klinkt fijn.
En dat is hij ook, als ik alleen reis. Maar wie zonder ongelukken een kleuter,
een peuter, een dreumes, drie steppen en een buggy de hoge treden van een bus
weet op te hijsen en tegelijkertijd met drie verschillende chipkaarten weet af
te rekenen, en dit alles voor de bus weer vertrekt, verdiend wat mij betreft een
medaille.
Nadat je dan de
bus binnen gezwoegd bent komt de volgende uitdaging; voor hij gaat rijden (over
het algemeen net als jij je voeten van de treeplank haalt) alle kinderen,
steppen en buggy’s in veiligheid brengen voor ze door de hotsende bus heen
schuiven en buitelen. Halverwege de rit heeft de dreumes, die je uit
zelfbescherming stevig in de buggy hebt vastgesnoerd, genoeg gehad en zet het
op een brullen. Terwijl jij met je ene hand de buggy op zijn plek houdt, met de
andere jezelf in balans aan een paal, en je voeten de steppen vastklemmen,
dwaalt je ene oog dat niet bezig is de peuter en kleuter op de achterste bank
in de gaten te houden naar je tas, en puzzelt hoe je dat doosje rozijntje uit
de tas, in de handen van de dreumes zou kunnen krijgen. Totdat je je realiseert
dat je in Singaporese bussen, onder bedreiging van zware straffen, niet mag
eten. Is iedereen eindelijk veilig en tot rust, dan ben je er, en mag je de
oefening in omgekeerde richting herhalen. Op de stoep aangekomen tel je vlug je
bezittingen en hoopt geen tas, kind of step in de wegrijdende bus achter te
hebben gelaten.
De metro reist
gemakkelijker. Maar die komt niet overal, en in de verzengende hitte dan wel
tropische moesson is zelfs vijfhonderd meter te ver lopen voor drie kleine
kinderen.
Dus nemen we maar
weer een taxi. Die is dan wel goedkoop, komt overal en voor de eigen deur. Maar
zie er maar eens een te krijgen in de spits, tijdens zware regen of op
afgelegen plekken. Heb je er eenmaal een dan kun je aan een weinig aangename
rit beginnen. Een peuter en een kleuter zonder stoeltjes laten vervoeren door
op zijn zachtst gezegd als idioten rijdende Singaporezen is niet bepaald
veilig, zeker niet met een dreumes die de hele taxi door klimt en krijst. Ook
om de weg te vinden zijn ze weinig nuttig, want de gemiddelde taxichauffeur
kent de wegen van Singapore slechter dan ik. Zonder van tevoren nauwkeurig
uitgeplozen routebeschrijving kom je niet ver.
Kortom, we
hielden het nog geen drie maanden vol. Sinds een paar dagen zijn we de
gelukkige eigenaars van een zwartglanzende bolide. Net op tijd voor het
regenseizoen.
maandag 22 oktober 2012
Seizoenen op z’n kop
We gingen een
weekje ‘down under’. We stapten in het vliegtuig en ruim vier uur later landden
we alweer. Het was vroeg, heel vroeg, in de ochtend. We lieten de ingeblikte
lucht van het vliegveld achter de schuifdeuren, en snoven onze eerste
Australische lucht op.
Mijn vermoeide
lijf veerde meteen op. De lucht prikkelde mijn neus als frisdrank. Na de
bedompte, warme lucht van Singapore vol stadsviezigheid was de geur van West Australië
een letterlijke verademing. Met elke teug voelde ik mijn longen groeien. Ik
proefde nieuwe, spannende smaken. Die van de Australische Bush. Eucalyptus,
Peppermint Tree, en andere vreemde planten mengden zich tot een verkwikkend zoet
bouquet. Mijn lijf was minder enthousiast dan mijn neus, en rilde. Zeventien
graden, gaf de thermometer van onze huurauto aan. Maar het was nog vroeg, dacht
ik hoopvol. Inderdaad zag ik in het uur dat volgde de temperatuur langzaam
oplopen. Om hem daarna met elke kilometer weer te zien dalen, tot een
regenachtige vijftien in Margaret River, onze vakantie bestemming. Hier waren
we niet op gekleed. We hadden geen jassen bij ons.
Oktober is de
Australische lente. In een klimaat van milde winters en hete zomers de
lekkerste tijd van het jaar, zegt men. We hadden voor vertrek het weer in Perth
bekeken, ruim vijfentwintig tot dertig graden, en zonnig. Daar hoefden we onze
winterspullen dus niet voor uit de berging te halen. Onvoorbereid hadden we
geen idee van de onbetrouwbaarheid van het Australische weer. Vier seizoenen in
een dag. De wijnstreek Margaret River staat bekend als koele oase, vijf tot
tien graden kouder dan Perth.
Maar we lieten
ons niet kisten. We trokken al onze kleren in laagjes over elkaar aan en
trokken erop uit, want de Australische lente is prachtig. Langs de kust met
zijn azuurblauwe zee en parelwitte stranden bloeiden ontelbare geurige
struikjes. Regelmatig brak de zon door en konden we ongelimiteerd genieten.
Waar we in Singapore zo snel mogelijk de schaduw opzoeken als de koperen ploert
zich laat zien, konden we ons hier eindelijk weer eens baden in zijn gouden
stralen. Gelukkig had onze bungalow op de boerderij een houtkachel, en stookten
we ook de avond warm.
Australië, een
heerlijk land. Vreemd wel, het einde van
de wereld opeens zo westers. Rijdend door groene velden vol Friese koeien waan
je je in Nederland, tot er een kangoeroe uit de bosjes hopt en je je realiseert
dat die bomen geen lange rijen ondenkbaar ijle populieren, maar eucalyptussen
zijn.
De sfeer is eerder
Amerikaans, een van immigranten en pioniers. Van ruige natuur en saaie steden. Maar
veel meer ontspannen, zorgen zijn voor morgen, nu gaat de barbecue aan. Het
eten is zoet en vet, of juist diet en lite, toch zijn veel mensen te zwaar. De
Engelsen namen de drank mee en de Australiërs brachten drinken tot nieuwe
hoogten. Op zoek naar brood passeerden we ettelijke ‘drive-thru liquor stores’,
maar de supermarkt bleef onvindbaar.
De vriendelijke
mensen, de overweldigend prachtige natuur, de sprankelende lucht. Australië was
geweldig. Nu ademen we weer de muffe, hete lucht van de eeuwige zomer in
Singapore. Al ruikend weet ik: Er zijn ongelofelijk veel mooie plekken op de
wereld, en ik wil ze allemaal bezoeken. Maar na twee maanden is Singapore al echt
thuis.
donderdag 4 oktober 2012
Het luizenleven
Al waren de afgelopen maanden stressvol met de
verhuizing en de nieuwe school, de expatvrouw in Singapore heeft natuurlijk
feitelijk een luizenleventje. De kinderen worden opgehaald en thuisgebracht met
de schoolbus, de was en het huis schoonhouden wordt gedaan door de hulp, die
indien nodig ook oppast op kleinere kinderen. Als je wilt doet ze zelfs
boodschappen en kookt. Er rest de expatvrouw weinig anders dan een lege dag
volplannen met manicures, pedicures, Javaanse massages en koffieafspraken. En
winkelen natuurlijk, in een van Singapore’s witmarmeren shopparadijzen. Pas in
de middag moet de expatvrouw aan het werk, om haar kinderen van speelafspraak
naar voetbal, hockey, ballet, muziek of huiswerkles te taxiën. Letterlijk, want
niet iedereen heeft een auto.
Natuurlijk is deze ‘expatvrouw’ een cliché.
Natuurlijk bestaat ze wel, maar is de werkelijkheid vele tinten grijzer. Veel
vrouwen werken, zorgen zelf, of doen andere nuttige dingen. En na twee maanden
in Singapore worstel ík nog steeds om een minuutje voor mezelf te vinden. Het
overgrote deel van de dag lijkt op de gaan aan winkelen. De supermarkt, de
markt, het tuincentrum, of al die winkels waar ik, vaak tevergeefs, zoek naar
bepaalde zaken waar in een gezin van vijf behoefte aan kan zijn. Haakjes voor
schilderijen, een deurstop, een voetbalbroekje, balletschoenen, de juiste
koelbox, glutenvrije sojasaus. Het is er allemaal wel, maar zie het maar eens
te vinden. In Engeland kocht ik alles online, maar hoe de Singaporesen ook
verknocht zijn aan hun elektronische gadgets, internet winkelen is hier niet
aangeslagen. Ochtenden spendeer ik aan winkels afstropen voor knullige zaken.
En als ik dan uitgeput thuiskom, komen ook net de kinderen thuis. En heb ik
dus, na die twee maanden, nog steeds geen nieuwe bikini.
Er is echter één groot genot aan mijn
zoektochten: ik doe ze alleen. Geen dreinende dreumes in mijn kielzog, die
blijft bij de hulp. En dat maakt elk uitstapje, hoe suf ook, tot een heerlijke
luxe. Alleen in de bus, alleen over straat lopen zonder achterom te kijken of
vooruit te gillen. Alleen. Na vier jaar lang nog niet alleen naar de wc te zijn
geweest kan ik er uitgebreid van genieten ongehinderd, in stilte, mijn
boodschappenlijstje af te werken in de supermarkt. Een moederhand is gauw
gevuld.
Op een dag krijg ik mijn kans. Tussen twee
afspraken, een uurtje over. Te ver van huis om heen en weer te gaan en ik duik
een winkelcentrum in. Drie schandalige kwartieren lang geef ik me over aan een
goddelijke voetmassage. Met mijn ogen dicht probeer ik te ontspannen, en het
schuldgevoel weg te drukken, dat ik hier gemasseerd lig te worden terwijl een
ander op mijn kinderen past. Het beste moment om schuldeloos te ontsnappen is
als de dreinende dreumes slaapt. Met mijn blonde peuterdochter duik ik een
bikiniwinkel in. Glunderend passen we samen bikini na biniki. Zij geniet
zichtbaar en ik ook, totdat ik een blik werp op de prijskaartjes, en de winkel
uitkom met een nieuwe bikini voor haar, maar geen voor mij.
Misschien leer ik het wel een keer, een
decadente expatvrouw zijn, en me zonder schuldgevoel over te geven aan de
geneugten van het leven. En, wie weet, vind ik dan ook wel een keer die nieuwe
bikini.
donderdag 27 september 2012
De grote prijs
Singapore is in de ban van de Grand Prix. In
eerste instantie was de heisa rond het aankomende spektakel geheel aan me
voorbij gegaan. Totdat Roel me mailt dat hij kaartjes kan krijgen, en of ik mee
wil. Hij kent mij al langer, zegt er meteen bij dat hij anders wel met
collega’s gaat. Maar. Ja. Toch. Met die lange Singaporese werkuren en borrels
en diners na het werk klinkt een avondje uit met mijn man aanlokkelijk. Liever
naar een lawaaiige race dan weer alleen thuis. Ik heb er zelfs zin in. Tijm
niet, hij is boos. Hij wil mee, roept hij stampvoetend schreeuwend. Ik leg uit
dat de Grand Prix niet zo geschikt is voor jongetjes van vier. Dat het niet om
de Piston Cup gaat vanavond. Maar ik onderschat mijn zoon. De Grand Prix is dan
wel aan mij, maar niet aan de Singaporese kleuters voorbij gegaan. Het is het
gesprek van de dag op school. Pas nadat ik beloof dat hij volgend jaar echt, ja
echt, wel mee mag, bedaart hij.
Het leuke, en ja, ik gebruik leuk in één zin
met een ‘sport’, aan de Singaporese Grand Prix is dat hij op straat wordt
gehouden. Niks saai stadion waar je zittend rondjes kijkt tot je er tureluurs
van wordt. Nee, de coureurs racen door de straten van het centrum, langs alle
attracties van de stad. Met de hoge gebouwen van het central banking district
op de achtergrond rijden ze langs het stekelige Esplanade-theater, het
reuzenrad, de torens-met-surfplank-erop van Marina Bay Sands, en de kaden, waar
de Merlion, half leeuw half vis, zijn water spuugt naar bootjes vol toeristen.
Een heerlijke plek voor een avondwandeling, want de Singaporese Grand Prix
vindt ’s avonds plaats.
Genietend van de zwoele avond lopen we naar
het Grand Prix terrein. Opeens komt uit de verte een bulderend gebrul
aanzetten. Het zoeft langs, over de brug boven ons, en verdwijnt suizend om de
hoek. Na een paar seconden rust dendert de volgende explosie langs onze oren.
Mijn oren tuiten al voor we het terrein op zijn. Aan alle kanten worden ons
oordopjes te koop aangeboden. Kijkend van een tribune zien we amper meer, de
raceauto’s suizen in snelle flitsen voorbij. Je hoort ze lang voor je ze ziet.
Zoef, vroem, en weg zijn ze, tot de volgende zich aandient. Razendsnel. En dit
is nog maar de warming up.
Het publiek rekt de halzen uit om het beter te
kunnen zien. Elke keer als het geluid om de bocht aanzwelt steken honderden
armen smartphones, camera’s en tablets omhoog. Men knipt, kijkt op het scherm,
en vloekt tegen een plaatje van een lege weg. Wij lachen, en lopen verder over
het terrein. Een race is al lang niet alleen maar een race. We zouden op ieder
festival kunnen zijn. Er is muziek, theater, artiesten van over de hele wereld
treden op in de pauzes tussen het lawaaigeweld. Ik geniet. De sfeer is
gemoedelijk en gezellig, ondanks het lawaai. Groepen vrienden, gezinnen,
iedereen is komen kijken. Een groepje blonde jongetjes zit stilletjes, met
grote oordoppen op, de race te kijken op een groot scherm. Zo blond, dat kan
niet anders en jawel, van dichtbij herken ik een klasgenootje van Tijm. Volgend
jaar mag hij mee. Écht.
dinsdag 18 september 2012
Singapore in 500 woorden
Loop ik de andere kant mijn huis uit dan kom
ik in een wijk vol condominiums. Hoge hekken onttrekken de tuinen aan het
gezicht en ik mis het straatleven van de markt en de HBD’s. Hier leven de
mensen binnen, in airconditioned huizen met dichte ramen en aan zwembaden onder
koele bomen. Bij de bushalte gaan de bussen naar Orchard Road, waar je alles
kunt kopen zover je credit card strekt, Armani, Prada, Zara en H&M. Maar ik
loop door, langs het tankstation en de kerk, naar Holland Village. Een gezellig
uitgaanswijkje, geliefd bij expats en toeristen. Je eet er Thais, Mexicaans,
Japans of Libanees. Je kunt er snuffelen in souvenirwinkeltjes of de ijskoude
Cold Storage, de supermarktketen die al ruim tachtig jaar de Britse expat
voorziet van producten van thuis.
En zo slingert Singapore door, van luxe flats
naar gemoedelijke HBD’s, van groene parken naar rijendikke snelwegen, van
oosterse markt naar glimmende supermarkt, van brandende hitte naar ijzige
airconditioning. Van grove industrie en havens naar de bankiers in strakke
pakken. Van modern design naar fijne Aziatische antiek. Er is voor elk wat
wils. Het is schoon. Het is veilig. En ik woon er middenin.
donderdag 13 september 2012
Boxville
Hij woont hier net twee weken, vertelt het
jongetje me in de speeltuin van ons nieuwe condo. Iets langer dus dan wij. Het
jongetje is duidelijk op zoek naar nieuwe vriendjes. Tijm, normaal altijd om
vriendjes verlegen, heeft het te druk. Hij zeilt rond met grote, tropische
bladeren geprikt op takjes. Jasmijn en Linde balanceren gevaarlijk op het
klimrek. Tijm blijft na aandringen wegrennen, dus maak ik zelf een praatje.
Of we ook in Boxville wonen, vraagt het
jongentje.
Boxville, vraag ik?
Boxville, vraag ik?
Ja, Boxville. Na twee weken staat hun hele
huis nog vol dozen. Hij vind het knap ongezellig.
O, lach ik. Ik schud mijn hoofd. Wij wonen
hier pas vijf dagen, maar alles is uitgepakt.
Dozen maken me gek. Na elke verhuizing ga ik
koortsachtig aan het werk. Die dozen moeten leeg. Een intercontinentale
verhuizing is het allerergst. Niet alleen serviesgoed en speelgoed zit in dozen
gepakt, álles is ingepakt. Om veilig vervoerd te worden in een zeecontainer
worden de bank en de eettafel nog gewikkeld in meters papier en
bubbeltjesplastic. Er werden dus geen meubels, maar grote witte pakken
binnengedragen. Die allemaal, een voor een, moesten worden uitgepakt. Zelfs de
prullenbak en de wasmand moesten we uit dikke lagen wikkelen. De mysterieuze
witte pakjes bleven de trap maar opgedragen worden. Het leek wel Sinterklaas.
Tegelijkertijd met de berg spullen groeide de laag verpakkingsmateriaal in de
hoek van de kamer.
Maar nu, vijf dagen later, is er in de kamer
geen doos meer te bekennen. Ook al was Roel de hele week weg op een
conferentie. Dozen, ik moet ze wegwerken, sneller dan snel. Alleen op de
slaapkamer staan er nog twee. Een met platen en fotolijstjes. En een met
regenlaarzen, winterkleren en kleibeelden. De kasten zijn vol. Alle rommel die
vroeger op zolder woonde, de kerstspullen, de slaapzakken die zo handig warm
blijven tot vijf graden onder nul, de skikleren, ze zitten allemaal in
de grote inbouwkast op Jasmijn’s kamer. In alle hoekjes gepropt, tot alles
paste.
Het harde werk wreekt zich. Ik ben moe van een
maand van huizen zoeken, schipperen tussen supermarkten, nieuwe scholen,
taxi’s, bussen en verhuizen. Ik rol de weegschaal uit zijn witte papier, ga
erop staan en schrik. Nu zie ik waarom de laatste weken mijn rokjes van mijn
billen glijden als de kinderen eraan hangen. Er is vijf kilo af van mijn toch
al lage gewicht.
Ik ben kapot, maar kan niet slapen. Mijn hoofd
loopt over, in het donker draaien mijn gedachten door en door. In het holst van
de nacht maak ik lijstjes in gedachten. Lijstjes wat te kopen, aan kasten,
kisten en kratten. Aan meubilair voor op de balkons en het dakterras. Tropische
planten in grote potten. Ik weet wel, ik moet rustiger aan doen. De boel de
boel laten, en die laatste twee dozen vol. Gaan genieten van al het moois dat
Singapore te bieden heeft. De geuren, kleuren en dat waar de stad beroemd om
is: het heerlijke eten. Zodat die vijf kilo er snel weer aankomen en mijn
billen veilig zijn voor de priemende blikken van voorbijgangers. Zodat ik
jullie erover vertellen, lieve lezers, in de mooiste verhalen. Maar eerst ga ik
uitrusten, want de zojuist bezorgde loungebank op het dakterras lonkt.
Singapore is er morgen nog wel. En Boxville ook.
PS Ik weet dat ik foto's beloofd had. En ik heb ze gemaakt ook. Maar het kabeltje van het fototoestel is nergens te vinden, waarschijnlijk ligt het nog in ons serviceappartement. Nog even geduld dus...
PS Ik weet dat ik foto's beloofd had. En ik heb ze gemaakt ook. Maar het kabeltje van het fototoestel is nergens te vinden, waarschijnlijk ligt het nog in ons serviceappartement. Nog even geduld dus...
woensdag 29 augustus 2012
Op jacht
Op jacht naar een huis. Dat is in Singapore,
op zijn zachts gezegd, uitdagend. De oppervlakte van het stadsstaatje is weinig
groter dan dat van Texel. Maar dit eiland heeft ruim vijf miljoen inwoners. Er
is maar een manier om al deze mensen te huisvesten: de hoogte in. Niet alleen
de flatgebouwen maar ook de prijzen zijn torenhoog.
Surfend over websites vol huizen gruwel ik. We
hebben het budget van ons ruime, vrijstaande huis in Engeland verdubbeld, maar
desondanks blijft het krap. Want wensen, die hebben we wel. Op de begane grond,
veel buitenruimte, vier slaapkamers, binnen het bereik van de schoolbus en
ondergrondse, op loopafstand van een markt en foodcourt, en fijne
gemeenschappelijke faciliteiten voor de kinderen, dus een zwembad en speeltuin.
Al snel wordt het duidelijk dat dát, wat we
willen, niet kan. Tenminste, niet voor ons budget. Met huizen die op papier
geweldig lijken, blijkt altijd iets mis. Het zwembad ligt de komende maanden,
of langer, opengebroken, de badkamers en keuken zijn smerig en gammel, het
balkon is kleiner dan een eettafel of er is een gigantische bouwput naast de
deur.
Al snel laten we wensen varen. De vierde
slaapkamer gaat als eerste. Tijm en Linde zijn toch al gewend te delen, en de
logees delen maar met Jasmijn. De begane grond, in Singapore de lastigste eis,
wordt danig onder druk gezet. Een ruime selectie hekken, beschikbaar om balkons
kindveilig te maken, knaagt langzaam mijn hoogtevrees weg, en ook hoger gelegen
appartementen sluipen de lijst binnen.
Maar huizen zoeken is geen kwestie van lijsten
of wensen. Het is een kwestie van gevoel. Ik loop het huis binnen en ik weet
het. Ook al zijn er maar drie slaapkamers. Al is het twee trappen hoog, zonder
lift. Zoals alle huizen die ik heb gezien is het niet perfect. Maar het is
perfect voor ons. Tenminste, het meest perfecte dat ik heb gezien. Beneden een
grote, ruime woonkamer en een fijn balkon. Boven drie riante slaapkamers met
prachtige houten vloeren en inbouwkasten. Zelfs voor ik zijn laatste troef heb
gezien heb ik het huis in gedachten al gehuurd.
Scheef glimlachend troont de makelaar me mee,
een laatste trap op. Verbaasd loop ik mee, en mijn mond valt open als ik het
heerlijke dakterras zie. Eerst nog een balkon, dan, om de hoek, een overdekte
speel, lounge en relaxkamer, in de buitenlucht.
Ik ben verkocht. De badkamers waar sinds de
bouw in de jaren tachtig niets meer aan is gedaan. De herrie en het stof van de
bouwput verderop. Ik zie het allemaal niet. Ik zie alleen de uitgestrekte
ruimtes, binnen en buiten, de sfeer, en het feit dat al onze spullen zullen
passen. Ik zie de dat straten van het complex perfect zijn voor fietsen en
steppen. Ik zie het gezellige speeltuintje en het zwembad met peuterbad.
Even later realiseer ik me de centrale
ligging, de ondergrondse vlakbij, de geweldige markt en foodcourt om de hoek.
En dat het vanaf hier vijfhonderd meter lopen is naar een leuk uitgaanswijkje.
Bij de tweede bezichtiging is ook Roel snel
overstag, en twee weken en een soapserie later zijn we de gelukkige huurders
van een maisonnette met dakterras. Nu de huisbaas ook het veiligheidshek heeft
goedgekeurd voor het balkon en dakterras kan ik weer rustig slapen. Morgen ga
ik winkelen. Ik heb een dakterras in te richten.
Abonneren op:
Posts (Atom)